Een overzicht voor het examen:
In principe heb je voor elke opdracht een lesdag om het te maken; elke donderdag van 14.00 tot 17.00. (sneller is verstandig)
23 mei 1) designerprofiel, inspiratiebord/ moodbord en concept
30 mei 2 schetsen voor artworks-meteen selectie uitwerken
6 juni 3) schetsen voor dessins- meteen selectie uitwerken
13 juni 4) aanleveren voor drukker= stylesheet
20 juni modeshow
27 juni 5) aanleveren in presentabele ‘boek’vorm (= in portfolioweek)
•AFSTREEPLIJST
op deze lijst kun je bijhouden of je alles hebt gedaan
1)DESIGNER PROFIEL
klik hier voor informatie over hoe je een designerprofiel maakt
2)INSPIRATIEBORD/MOODBORD EN CONCEPT
Maak hier een inspiratiebord voor het soort artworks en prints wat je wilt gaan maken voor je gekozen merk
verzamel soorten prints en inspiratie voor prints.
Schrijf er een conceptverhaal bij. Daarin omschrijf je duidelijk mogelijk wat je van plan bent
3)WERK IDEEEN UIT IN SCHETSEN
Maak schetsen/ opzetjes voor de artworks en prints die je wilt gaan maken
TEKSTEN en LETTERTYPES klik hier
VRIJSTAAND MAKEN IN PHOTOSHOP klik hier
ZWART/WIT FOTOPRINT MAKEN IN PHOTOSHOP klik hier
PLAATJES AUTOMATISCH OVERTREKKEN IN ILLUSTRATOR(IMAGE TRACE)
namen van ARTWORK TECHNIEKEN klik hier#artwork-technieken.
4)WERK ARTWORKS EN DESSINS UIT VOOR PRODUCTIE
5)LEVER ARTWORK AAN OP STYLESHEETS
AANLEVERSPECIFICATIES ;
hoe lever je het aan? naar ARTWORK. naar DESSINS
ENGELSE TERMEN klik hier.
STYLESHEET download het hier
(het is een gezipt bestand. Dus dubbelklikken om het te openen
ARTWORK AANLEVEREN OP STYLESHEET klik hier
Afvinken
Designerprofiel
Het onderdeel designerprofiel
Dit onderdeel bestaat uit 2 delen:
-een tekst-deel
-een beeld-deel
Het beeld-deel kan een moodbord zijn of een paar plaatjes. Waar je duidelijk laat zien waar het merk voor staat/ wat men van dit merk kan verwachten.
Voor het tekstuele gedeelte verzamel je zoveel mogelijk informatie of de designer of over het merk
Het omschrijven van een merk of brand kan iets lastiger zijn dan het omschrijven van een designer. Omdat bij een merk de designers vaak onbekend zijn. Ga niet heel veel pagina’s tekst schrijven. Hou het korter dan een A4 tje
Zoek dan dus zoveel mogelijk informatie:
Kijk op hun website, zoek op hun website. Bezoek een winkel. De extra informatie staat vaak onderaan de site.
Ga naar een winkel waar het verkocht wordt.
– Uit welk land komt het bedrijf? Geef bijvoorbeeld een adres
– Hoe en wanneer is het bedrijf ontstaan
– Soms heeft een bedrijf een doelstelling (beter milieu, geld geven aan een stichting met een ideaal..etc)
– Wie is hun klant? Schrijf een klantprofiel
– wat verwacht de klant van het merk
– In welke prijsklasse zit het merk
– Beschrijf ook een winkel/ collectie van het bedrijf.
– Misschien kun je hun KVK (Kamer van Koophandel) nummer achterhalen
– In hoeveel of in welke landen wordt het verkocht, waar in Nederland wordt het verkocht
– Is het bedrijf onderdeel van een grotere groep bedrijven
– Kijk of je een vacature vann het bedrijf kunt vinden. Daar staat vaak veel informatie in
– Wie is de directeur
– etcetera
zo zou het er uit kunnen zien:
UITLEGVIDEOS
Dessins
MOEILIJKERE DESSIN
Hieronder vind je een paar filmpjes(met ondertiteling) waarin je nog eens terug kunt kijken wat je geleerd hebt
Ruiten
RONDLOPENDE TEKST/ TEKST OP EEN PAD
WING
LETTEROMTREKKEN (Contouren/ Outlines)
Typografie
VRIJSTAAND MAKEN IN PHOTOSHOP
overtrekken
aanleveren op een stylesheet
HOE AANLEVEREN
ARTWORK
(Zo zag het er bij CoolCat uit)
PER PRINT OF DESSIN LEVER JE HET VOLGENDE AAN:
PRINT/ ARTWORK:
•een bestand waarop de drukker kan zien waar de print exact geplaatst moet worden (tech pack)
•Een pdf van het printje(andere bestandsvormen kunnen soms ook, als het maar wel groot is)
•en je vertelt welke printtechniek je bedoeld, je mag er ook een voorbeeldfoto bij plaatsen (tech pack)
————————-
•Alle gebruikte fonts zijn omgezet naar lettercontouren/ letteromtrekken. (TEKST>>Letteromtrekken maken (shift+command+O) (shift+ctrl+O))
• als je foto’s of andere afbeeldingen gebruikt, zorg dan dat ze meteen groot zijn; minimaal 150 dpi
• je visualiseert zo duidelijk mogelijk hoe je het hebben wilt
• Geef aan welke techniek (link naar printtechnieken) er gebruikt moet worden(in het engels): borduursels, applicaties, ingeweven, bedrukt etc)
• waar mogelijk geef je ook de kleuren aan. Als een bepaalde kleur heel belangrijk is, geef je het aan met een Pantonekleur
Dus dan krijgt de drukker onderstaande bestanden + een losse pdf met de print op ware grootte:
DESSINS
PER PRINT OF DESSIN LEVER JE HET VOLGENDE AAN:
DESSIN:
•een bestand waarop de drukker kan zien hoe het dessin geplaatst moet worden
•Een pdf van het dessin(andere bestandsvormen kunnen soms ook, maar dan moet het wel groot en scherp zijn)
•en je vertelt hoe het dessin gemaakt is (gedrukt, geweven of anders)
•kleurennummers (indien het belangrijk is)
AANLEVEREN VOOR HOUTBEWERKERS/ LASERCUT
Hoe moet je het aan een externe partij aanleveren als het om lasercutting gaat
wat lever je in
• Een dxf bestand van je dessin of patroon op ware grootte(die krijg je door in Illustrator je bestand te exporteren) Een pdf mag bij uitzondering ook.
• Een bestand waarop je laat zien wat de uiteindelijke bedoeling is
• Een bestand met daarop de maten en de te gebruiken techniek.
Voor het artwork gedeelte zou je een soort beeldmerk/ logo kunnen maken
Dit is hoe je het aanlevert:
als het object is dat deels geprint en deels uitgesneden moet worden. dan kun je dat zo aangeven
als het object is dat geprint moet worden op een paneeldeel, geef dan aan wat de posite moet worden
Mode-engels
A
A-symmetrisch – Asymmetrical
Aan elkaar zetten, samenvoegen – Joining
Aan of op elkaar rijgen – Baste together
Aanzicht – View
Above – Boven
Achterkantstof, ondervoering – Backing
Achterlengte, ruglengte – Center Back length
Achterpand, rugpand, rug – Back
Applicatie – Appliqué
B
Band – Band
Been, pijp – Leg
Beleg naar binnen slaan – Turn (a facing)
Biaisband – Bias tape, bias strip
Boordsel, – galon, tres, vlecht Braid
Borduurwerk – Embroidery
Borst – Chest
Breedte – Width
Brokaat – Brocade
C
Ceintuur, riem – Belt
Coupenaad, figuurnaad – Dart
Crepe (stof) – Crepe
D
Deel – Piece
Dessin in 2 richtingen – Two-way design
Dessin in één richting – One-way design
Dessin, ontwerp – Design
Diagonaal, schuin – Diagonal
Dichte lijn – Solid line
Doorschijnende stof – Sheer
Doorstikken – Topstitch
Draad, garen – Thread
Dubbele lijnen – Double lines
Dwarsover, kruislings – Crosswise
E
Effen – Plain
Effen stof – Solid fabric
F
Festonsteek – Blanketstitch
Fluweel – Velvet
Franje – Fringes
G
Garneerstof band, lint, ruches) – Trimming
Gearceerd – Shaded
Gebreid – Knitted
Gekarteld – Pinked
Gelijk – Even
Gelijk aan – Equal
Gelijk leggen – Matching
Gestreept – Striped
Getekende lijn – Draw line
Gevouwen – Fold
Glanzende zijde boven – Shiny side up
Goed kant boven – Face up
Goede kant buiten – Right side out
Goede kanten op elkaar – Right sides together
Groef – Groove
Grote steek – Ease stitch
i
In elkaar zetten, samenvoegen – Assembling
Inzetten, insteken – Insert
K
Kant – Lace
Klein motiefje – Small-scale print
Kleine ring om lint te rijgen – Eyelet
Klittenband – Velcro
Kralen – Beads
Krans – Wreath
Krap – Scant
Kreukels – Wrinkles
L
Leer – Leather
Leggen – Lay
Leggen, – Place
Lengte – Length
Lijm – Glue
Linnen – Linen
Lint – Ribbon
Lipje – Tab
Loodrecht – Perpendicular
Losse rand – Loose edge
Lus – Loop
M
Maat – Measurement, size
Maat nemen – Measure
Maattabel – Sizing chart
Maken – To make
Markeringen – Marks
Merk – Brand
Met elastiek – lasticized
Met klein steekje vastzetten – Tack
Met kralen – Beaded
Middenachter – Centre back
Middenvoor – Centre front
Middenvoornaad – Centre seam line
Motief – Motif
Motief – Print
N
Naaien – Sew
Naaien met de hand – Hand sewing
O
Omdraaien, omkeren – Reverse
Omslingeren, wikkelen – Wrap
Onafgewerkte rand, rafelrand – Raw edge
Onder – Below, under
Op 1 lijn zetten – Aligning
Op maat – Tailored
Op punt – On point
Opgestikte zak – Patch pocket
Over elkaar leggen – Lap (to)
Overlappen – Overlay
Overlocken, naaien met
overlocksteek of lockmachine – Serge, to serge
Overnemen, overbrengen – Transfer
Overnemen, overbrengen – Trade to
P
Passen bij – Match
Passend maken – Fit to
Plaatje – Picture
Plaatsingslijn – Placement line
Plakkend – Adhesive
Plat – Flat
Plooien – Pleats
R
Rafelen – Fraying, favel
Rand – Border
Raster, ruitpatroon – Grid
Rijgstreek – Running stitch
Rimpelen – Gather
Ruche – Ruffle
Satijn – Satin
S
Schaar – Scissors
Schotse ruit – Plaid
Siersteek – Decorative stitch
Spiegelbeeld – Mirror image
Stippellijn – Dotted line
Strijkbout – Iron
Strook – Strip
T
Textielstift of -pen – Fabricmarker
V
Vastzetten – Attach
Verfstof – Dye
Vergroten – Enlarging
Versieren – Decorate
Versieren – Embellish
Verstevigen – Reinforce, staystitch, stiffening
Volgorde – Sequence
Vouw – Crease
W
Weefrichting – Grain
Wegknippen – Cut away
Weglaten – Leave
Weglaten – Omit (to)
Wegscheuren – Tear away
Werkwijze – Method
Willekeurig – Randomly
Z
Zachte rondingen – Gentle curves
Zak – Pocket